5

 

 

 

 

Na de kerkdienst gingen ze bij Robert en Mary lunchen. Dat was een even onveranderlijk onderdeel van het zondagsritueel als het luisteren naar het epistel en de collecte. Emma vond het niet eerlijk dat haar moeder, die na de kerkdienst een uur koffie stond in te schenken en kopjes afwaste, thuis ook weer meteen aan het werk moest. Mary zei dat ze het wel leuk vond, maar de Mary die Emma in York had meegemaakt was niet zo dol op huishoudelijk werk geweest. In York hadden ze een werkster en gingen ze vaak uit eten. In Emma’s herinneringen kwam een Italiaans familierestaurant voor waar Christopher en zij hele zondagmiddagen lang pasta en ijs hadden zitten eten, totdat ze tegen het vallen van de avond weer door hun licht aangeschoten ouders mee naar huis werden genomen.

James nam altijd twee goede flessen wijn mee naar de zondagse lunch. Emma ging ervan uit dat hij de alcohol nodig had om zich te wapenen tegen de kou en de verveling, maar toen ze een keertje voorstelde dat ze een smoes zouden verzinnen om onder de lunch uit te komen, protesteerde hij.

‘Je ouders zijn fijne mensen. Je vader is een interessante, intelligente man en je moeder een allerhartelijkste vrouw. Je mag van geluk spreken dat je zulke lieve, behulpzame ouders hebt.’

Het voelde als een verwijt, dus begon ze er niet nog eens over.

Springhead was een vierkant, grijs huis, net buiten het dorp. Ooit was het een boerderij geweest, maar het bijbehorende land was verkocht. Hier was het gezin gaan wonen toen ze uit York verhuisden. Robert was erg trots geweest op zijn aankoop. Al hun spaargeld was opgegaan aan zijn opleiding, en hij had nooit gedacht dat hij zich zo’n groot huis zou kunnen veroorloven. Hij had geen aandacht besteed aan het verslag van de taxateur, waarin duidelijk stond dat het een vochtig huis was met houtworm in de dakbalken. Hij wist zeker dat het huis en zijn gezin voor elkaar voorbestemd waren. En misschien had hij daar nog wel gelijk in ook, dacht Emma. Ze kon zich haar vader nergens anders voorstellen. Zeker niet in een klein rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk, waar zijn ego nooit genoeg ruimte zou hebben om te overleven. Al wist ze dat dat waarschijnlijk niet helemaal eerlijk was. In werkelijkheid zou ze een gat in de lucht springen als ze wist dat ze zijn goedkeuring kon wegdragen.

Vanuit Christophers oude kamer op zolder kon je nog altijd de akker zien waar ze Abigails lichaam had gevonden. Het uitzicht was niet veranderd. Het land was zo vlak hier en lag bovendien zo dicht bij de kust dat het niet mocht worden bebouwd. Uit een recent onderzoek van het Milieubureau was gebleken dat er hier niet alleen een groot overstromingsrisico bestond, maar dat het mogelijk was dat het hele schiereiland weggespoeld zou worden.

Het regende hard toen ze naar Springhead reden. Het was zo donker dat ze hun koplampen aan moesten doen. De sloten dreigden over te stromen en de weg stond vol water. Ze zaten in James’ Volvo. Robert en Mary waren eerder al in hun eigen auto naar huis gereden.

‘Wie was dat lelijke mens met wie Dan binnenkwam?’ vroeg James. Hij hield van mooie dingen. Daarom deed hij nu ook niet moeilijk over haar rare buien, dacht Emma.

‘Geen idee. Ik heb haar nog nooit eerder gezien.’

‘Ik vroeg me af of ze een zakenrelatie was of zo. Ze leek me wel het type om een kunstwinkeltje te runnen. In Harrogate of zo. Of Whitby.’

‘Natuurlijk!’ Soms stond ze er versteld van hoe scherpzinnig hij kon zijn. Dan was hij op zijn best – als hij haar verraste. ‘Whitby waarschijnlijk. Voor Harrogate had ze niet genoeg stijl.’ Even was ze stil. ‘Kwam Dan daarom naar de kerk, denk je? Om een goede indruk op haar te maken? Om zo zijn deal rond te krijgen? Wel raar. Niks voor hem. Hij lijkt me juist altijd zo recht voor zijn raap. Ik kan me niet voorstellen dat hij zo manipulatief te werk gaat.’

‘Ik ook niet.’ James ging langzamer rijden. Er was een sloot overstroomd, waardoor er een lading turfachtig water over het wegdek stroomde. ‘Volgens mij kende hij Jeanie Long. Ik kreeg de indruk dat hij nogal aangeslagen was toen hij me vannacht over haar zelfmoord vertelde. Soms is het goed om naar de kerk te gaan, zelfs als je eigenlijk niet gelooft.’

‘Ja, misschien kende hij Jeanie inderdaad.’ Emma betwijfelde het, maar ze wilde het idee toch niet helemaal verwerpen. Het was al lang geleden dat James en zij zo’n gesprek, zo’n soepel lopend gesprek, hadden gevoerd. ‘Hij woonde destijds nog niet in Elvet, maar zij studeerde in Leeds. Ze was net afgestudeerd toen ze bij Keith Mantel introk. Misschien kende Dan haar wel uit haar studententijd.’

James ging niet in op haar speculaties. ‘Dan was bang dat haar zelfmoord je van streek zou maken.’

‘Ik kende haar nauwelijks. Ik heb er in de kerk over zitten nadenken, en ik geloof dat ik haar maar één of twee keer heb ontmoet.’ Ze aarzelde. ‘Realiseer je je dat het bijna precies tien jaar geleden is dat Abigail doodging? Wat een vreselijk toeval, die zelfmoord. Of denk je dat zij het zich ook realiseerde en haar dood bewust zo plande? Een dramatisch gebaar om het jubileum mee op te luisteren?’

‘Misschien,’ zei James na een korte stilte. Toen voegde hij eraan toe: ‘Ik heb zelfmoord altijd nogal egoïstisch gevonden. Degenen die het meest lijden, zijn de achterblijvers.’

Het gesprek had nu zo’n vertrouwde, intieme wending genomen dat Emma James bijna vertelde over de lange man die zijn communiewijn naar Robert had gespuugd. Ze was echter nog steeds zo geschokt door het voorval dat ze er niet over kon praten. James reed het rechte hobbelpad op dat tussen twee enorme akkers door naar Springhead liep. Zonder iets te zeggen zat ze naast hem.

In de keuken stond Robert voor het fornuis. Er kwam stoom van zijn broek. Emma keek of ze van zijn gezicht kon aflezen dat hij even geschokt was door het communie-incident als zijzelf, maar hij zei glimlachend: ‘We hebben mevrouw Sanderson een lift gegeven. Ik heb haar alleen maar uit de auto geholpen, maar ik ben doorweekt.’

‘Ga iets anders aantrekken, lief. Zorg dat je geen kouvat.’ Mary maakte zich zorgen om haar groente, en hij stond in de weg. Hij mocht in de kerk en op zijn werk dan een belangrijk iemand zijn, hier in huis behandelde ze hem vaak als een kind.

Robert leek haar niet te horen. Hij ging wel opzij, maar alleen om een paar glazen sherry in te schenken. Emma zette de baby in zijn zitje op de vloer en sloeg een deken om hem heen. Mary tilde het afgebladderde, gietijzeren deksel van het fornuis op, waaronder een gloeiend hete bakplaat tevoorschijn kwam. Het leek ineens warmer in de kamer. Ze bukte zich, haalde een stoofschotel uit de oven en zette hem op de bakplaat, waar hij begon te bubbelen. Haar gezicht was rood van de hitte en het bukken, en haar dunne, grijze haar zat in een staart. Emma vond dat ze eens naar de kapper moest, om haar haren te laten knippen en eventueel te laten verven. Vrouwen van Mary’s leeftijd zagen er met een paardenstaart belachelijk uit. Mary wikkelde een theedoek om het deksel van de ovenschaal en haalde het ervan af om te kunnen roeren. De hele keuken rook naar lamsvlees, knoflook en tomaat. Ineens wist Emma zeker dat ze op de middag dat Abigail was gewurgd hetzelfde hadden gegeten. Ze wierp een scherpe blik op haar moeder, die zich dat vast ook nog wel kon herinneren, maar Mary lachte alleen maar, blij dat de oven warm genoeg was geworden om het vlees gaar te krijgen. Emma voelde zich net een dom kind. Ze vroeg zich af of haar verstand een loopje met haar nam. Haar fantasieën leken altijd zo echt.

In deze tijd van het jaar aten ze altijd in de keuken. Er was geen haard in de eetkamer, en de wel aanwezige kachels waren ’s ochtends vroeg lauw en tegen de tijd dat het avond werd steenkoud. Emma dekte de tafel, zoals ze vroeger ook altijd deed. Ze hoefde er niet bij na te denken; haar handen gleden automatisch van het bestek naar de glazen. Het was alsof ze nooit weg was geweest, alsof ze nooit, net als Jeanie Long, een paar jaar elders had gestudeerd. Als ze James niet had ontmoet en niet met hem getrouwd was, zou ze waarschijnlijk nooit meer teruggekomen zijn. Was dat de reden waarom ze niet tevreden was met hun relatie?

Robert was eindelijk naar boven gegaan om zich om te kleden en kwam terug in een spijkerbroek en een dikke, wollen trui. James trok een van de flessen wijn open. Ze gingen zitten en wachtten tot Robert hardop had gebeden. Hij bad altijd, ook als hij alleen met Mary was. Vandaag leek hij zich echter niet te realiseren wat er van hem verwacht werd. Hij pakte de lepel en begon voor zichzelf op te scheppen. Emma keek naar haar moeder, die alleen maar vergoelijkend haar hoofd schudde en een schaal aardappels doorgaf.

 

Mary waste nooit af na de zondagse lunch. Robert stak het vuur aan dat hij eerder in de woonkamer had aangelegd, en daar zat Mary dan in haar eentje koffie te drinken en de zondagskranten te lezen tot de rest van het gezelschap zich bij haar voegde. Tegen die tijd was de kamer bijna warm. Ze was altijd blij als ze de kamer even voor zichzelf had en vergat nooit de anderen voor dat momentje rust te bedanken.

Robert en Emma waren alleen in de keuken. Emma zat aan tafel; Robert stond af te wassen. James had de baby mee naar boven genomen om hem te verschonen.

‘Wie was die vent die naar je spuugde?’

Zonder zich om te draaien gaf Robert antwoord. ‘Michael Long. De vader van Jeanie.’

Die is dan veranderd, dacht ze. De Michael Long die zij zich herinnerde, was een stevige, luidruchtige kerel met brede schouders.

‘Waarom spuugde hij naar je?’

‘Op dit soort momenten moet je íémand de schuld geven.’

‘Ja, maar waarom jou?’

‘Ik moest verslag uitbrengen bij de paroolcommissie. Wat mij betreft kwam ze niet in aanmerking voor gratie.’

‘Jeanie Long was een cliënte van je?’

Nu draaide hij zich wel om. Bedaard droogde hij zijn handen af aan de versleten handdoek die aan het fornuis hing. Toen ging hij naast haar aan tafel zitten.

‘Alleen het afgelopen jaar.’

‘En niemand die daar wat van zei? Niemand die dacht dat daar misschien wel eens sprake kon zijn van belangenverstrengeling?’

‘Natuurlijk hebben we het daar wel over gehad toen ik de zaak overnam, maar het probleem was niet belangenverstrengeling. Jij bent nooit getuige geweest in de zaak tegen Jeanie. De vraag was of ik een relatie met Jeanie kon opbouwen, of ik haar eerlijk en onbevooroordeeld tegemoet kon treden, en we kwamen tot de conclusie dat dat wel moest lukken. De vraag of ze schuldig of onschuldig was, kwam niet eens ter sprake. Niet op dat moment. Haar schuld was door de rechter vastgesteld en later in hoger beroep bevestigd. Ik kende Jeanie niet voordat ze veroordeeld werd. En Abigail had ik van mijn leven niet ontmoet, al was jij met haar bevriend.’

Daar zit wat in, dacht ze. Tussen hun verhuizing naar Elvet en Abigails dood had maar een halfjaar gezeten. In dat halfjaar was Springhead nog onherbergzamer geweest dan het nu was. Het oudere echtpaar dat er voor hen had gewoond, had maar twee kamers gebruikt; de rest van het huis was als rommelhok gebruikt. Er hadden zich sanitaire noodsituaties voorgedaan, er hadden vieze luchtjes gehangen, en vaak was de stroom ineens uitgevallen. Niet echt een huis waar je een nieuwe vriendin mee naartoe nam. Alle logeerpartijtjes – vrolijke nachten vol video, chocoladecake en illegale flessen wijn – waren bij Abigail thuis geweest. Mary had Abigail een paar keer ontmoet, op klassenavonden en als ze Emma bij de Oude Kapel afleverde. Robert was er zo op gebrand geweest om een goede indruk te maken in zijn nieuwe baan dat hij lange dagen had gemaakt en nauwelijks thuis was geweest.

‘Is het waar dat ze van plan waren haar zaak te heropenen?’

‘Volgens mij zijn ze dat nog steeds van plan. Als Jeanie de dader niet was, dan moet de dader nog steeds op vrije voeten zijn.’

Eventjes staarden ze elkaar aan. Een rare dag, dacht Emma, met rare gesprekken. Haar vader was nog nooit zo openhartig, zo eerlijk tegen haar geweest. Buiten was het inmiddels behoorlijk donker. De wind blies dwars door het raam heen, zodat het zware gordijn dat ervoor hing opbolde. Boven hoorde ze de baby kraaien.

‘Dacht jíj dat ze onschuldig was?’

‘Daar mocht ik niet over oordelen. Ik ben in dienst van het gerecht. Ik moet de beslissingen van de rechtbank overnemen. Ze heeft altijd volgehouden dat ze onschuldig was, maar dat doen wel meer gedetineerden.’

‘Wat was ze voor iemand?’

Even was hij stil. Hij aarzelde zo lang dat ze hem bijna niet herkende. Hij was altijd zo zeker van zijn zaak.

‘Een rustig, intelligent meisje...’ Weer brak hij zijn zin af. Het leek wel alsof hij stotterde. ‘Maar bovenal kwaad. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo kwaad was. Ze voelde zich verraden.’

‘Door wie?’

‘Haar ouders, denk ik. In elk geval door haar vader. En vooral door Keith Mantel. Ze snapte niet waarom hij haar nooit kwam opzoeken. Ze bleef geloven dat hij van haar hield, ook al had hij haar gevraagd het huis uit te gaan.’

‘Ze had zijn dochter vermoord! Wat verwachtte ze dan?’

‘Hij gelóófde in elk geval dat ze Abigail had vermoord, en dat vond Jeanie nog het ergste. Dat hij geloofde dat ze in staat was tot moord.’

‘Waarom vond je dat ze niet in aanmerking kwam voor voorwaardelijke vrijlating?’

Emma verwachtte geen antwoord. Hij had het nooit over zijn werk. Dat was vertrouwelijk, zei hij meestal. Net als priesters had hij te maken met een soort biechtgeheim. Vandaag had hij blijkbaar behoefte om te praten. Bijna alsof hij zijn beslissing over Jeanies vrijlating wilde goedpraten.

‘Deels omdat ze zo boos was. Ik wist niet zeker of ze haar woede de baas was. Tijdens het proces zeiden de aanklagers dat ze Abigail in een vlaag van woede en jaloezie had gewurgd. Ik durfde niet het risico te nemen dat ze nog eens de controle over zichzelf zou verliezen, dat ze wraak zou nemen op iemand die haar pijn had gedaan. Misschien zouden de zaken anders hebben gelegen als ze zich wat bereidwilliger had getoond om met het penitentiair programma mee te werken. Ik had haar gevraagd een cursus woedebeheersing te doen in Spinney Fen, maar dat weigerde ze. Meedoen aan zo’n cursus kwam neer op een schuldbekentenis, zei ze, omdat ze dan in feite toegaf dat haar gedrag verandering behoefde.’

James kwam de keuken binnen met Matthew in zijn armen. Ze keek hem aan. ‘Mogen we nog even met zijn tweeën verder praten?’ zei ze. Hij was verbaasd – meestal was ze juist blij als hij haar van haar familie redde – maar hij maakte wel rechtsomkeert.

Robert, die nog altijd in gedachten verzonken was, leek niet eens te merken dat iemand hen gestoord had. Hij ging verder: ‘En dan was er nog de thuissituatie. Ik heb een bezoek gebracht aan Michael Long, om het er met hem over te hebben. Jeanies moeder kwam wel eens op visite in de gevangenis, maar Michael nooit. Toen mevrouw Long overleed, kreeg Jeanie nooit meer bezoek. Ik wilde kijken of er misschien hoop was op een verzoening. Als Michael had gezegd dat Jeanie na haar invrijheidstelling bij hem kon wonen, al was het maar voor even, dan was de commissie misschien overstag gegaan.’

‘Maar hij zei van niet?’

‘Hij zei dat alleen al de gedachte aan haar aanwezigheid in huis hem misselijk maakte.’ Robert keek op van de tafel. ‘Je kunt wel zien waarom hij zich zo schuldig voelde en waarom hij mij zo graag de schuld wilde geven. Hij geloofde echt dat zijn dochter een moord had gepleegd.’

 

 

 

 

Onschuld
titlepage.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_000.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_001.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_002.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_003.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_004.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_005.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_006.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_007.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_008.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_009.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_010.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_011.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_012.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_013.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_014.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_015.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_016.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_017.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_018.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_019.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_020.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_021.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_022.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_023.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_024.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_025.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_026.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_027.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_028.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_029.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_030.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_031.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_032.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_033.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_034.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_035.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_036.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_037.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_038.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_039.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_040.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_041.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_042.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_043.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_044.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_045.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_046.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_047.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_048.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_049.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_050.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_051.xhtml